Tijds tabel filosofie BC:
Voor Socratische Denkers
620 – 540BC Thales van Milete
570 – 480BC Pythagoras van Samos
570 – 475BC Xenophanes van Colophon
600 – 540BC Heraclitus
Socratische Denkers
470 – 399BC Socrates
427 – 347BC Plato
384 – 322BC Aristoteles
Griekse scholen
341 – 270BC Epericus
336 – 264BC Stoa
365 – 275BC Sceptisme
204 – 270AC Plotinus
De Voor Socratische Denkers:
Filosoof: Thales van Milete (620 -540BC?)
Thales zocht in de natuur naar verklaringen in plaats van te verwijzen naar de wil van de Goden. (Hij was hierbij dus de kleine broer van Rohde en Schwarz ;-)) Thales introduceerde twee uitgangspunten:
1 – Conclusies omtrent het universum mag men louter en alleen baseren op het universum zelf (dus niet op goden).
2 – Opvattingen moeten gestaafd worden aan de hand van argumenten.
Dit zijn uitgangspunten die de filosofie doen verschillen van andere disciplines en gelden nog steeds.
Filosoof: Pythagoras van Samos (570 – 480BC)
Pythagoras verkondigde zowel reïncarnatie als de transmigratie van de ziel. Hij was ook een groot verkondiger van de numerologie en was van mening dat alle dingen zijn uit te drukken in getallen. Favoriet was de Tetractys van de decade, welke zowel het getal 10 als de driehoek laat zien. Oh ja en natuurlijk bekend van zijn stelling.
Filosoof: Xenophanes van Colophon (570 – 475BC)
Filosofische zekerheden bestaan volgens Xenophanes niet, maar door de fouten in ons denken te doorgronden, weten we in ieder geval wat niet het geval is.
Als ossen en paarden handen hadden en konden schilderen, zei Xenopones, zouden Ossen de Goden als Goden schilderen en de paarden de Goden als Paarden. Volgens Xenophanus lijkt God in geen enkele vorm of gedachte op de mens, en veroorzaakt hij alle dingen door gedachten in zijn geest.
Hij laat de goden voor wat ze wel of niet zijn, omdat je daar toch niets over kunt weten, maar richt zich op het verwerven van kennis door empirisch onderzoek zoals dat sedert dien in de natuurwetenschap gebruikelijk is geworden. Dit empirisme van Xenophanes is voor zijn tijd buitengewoon vernieuwend.
Filosoof: Heraclitus (600 – 540BC)
Deze Griekse filosoof beweerde dat aarde vuur en water de drie belangrijkste elementen van de natuur zijn. Volgens hem bevindt alles zich in een toestand van verandering, en oorlog en conflict tussen tegengestelden zijn de eeuwige conditie van het universum. Veranderingen manifesteren zich in tegenstellingen: goed en kwaad, warm en koud, groot en klein, leven en dood etc. Volgens hem moet je dan ook niet verlangen naar eeuwige vrede, als alles het zelfde blijft is het stilstand en dood. Iets is alleen doordat er een er ook tegenovergestelde van bestaat. Je moet dus blij zijn met je vijand. Je vijand definieert wie je bent. Dat alles verandering is illustreert hij met het volgende voorbeeld: Stelt U zich voor dat U de rivier in- en uitstapt en later terug keert om wederom te baden, dan zijn zowel U als de rivier niet meer dezelfde.
Heraclitus was van mening dat de deugdzame ziel de dood van het fysieke lichaam kan overleven en zich uiteindelijk bij het kosmische vuur zal voegen.
Met logos introduceert Heraclitus de natuurwet ofwel het regelende principe tussen tegenstellingen.
Het werk van deze man die ook de duistere werd genoemd was nogal obscuur en heeft veel weg van het werk van de Chinese meester Lao Tzu
Citaten:
1. God is dag en nacht, winter en zomer, oorlog en vrede, overdaad en honger.
2. Alles stroomt en niets blijft, alles verandert en niets blijft hetzelfde.
Socratische Denkers:
Filosoof: Socrates (470 – 399BC)
Socrates wordt gezien als de grondlegger van de Ethiek.
Hij leefde een eenvoudig leven omdat hij vond dat wie het minst nodig heeft het dichts bij de goden staat.
Socrates was een non conformist en hij leerde zijn leerlingen om zich kritisch op te stellen. Hij vond zelfstandig denken belangrijk en zocht naar de universele waarheid. Zijn principe was: zoek een stelling die zinnig lijkt. Ga er vervolgens vanuit dat het niet waar is. Zoek een uitzondering op de regel. De oorspronkelijke stelling moet daarmee genuanceerd worden. Ga hiermee door tot een universele waarheid is gevonden. Hij was zo scherp in het aanvallen van stellingen, die overduidelijk waar leken dat zijn, dat zijn gespreksgenoten ook wel jaknikkers werden genoemd. Positief in hem was dat hij wel geloofde in een goddelijk geweten.
Volgens Socrates moet je een leven leiden die je ziel waardig is. Daarvoor moet je kennis koppelen aan deugd. Daarvoor moet men eerst het goede kennen. Volgens hem is het immers onmogelijk het goede te doen zonder het te kennen, zoals het ook onmogelijk is het goede niet te doen wanneer men het eenmaal kent. Zie ook Socratische filters.
Dit leven eindigde uiteindelijk op zijn zeventigste tot zijn veroordeling tot de doodstraf doormiddel van het drinken van dolle kervel. Het proces en de laatste toespraken zijn vastgelegd door Plato.
Citaten:
1. Het enige wat ik weet is dat ik niets weet. Ik heb alle meningen doorgrond die doorgaan voor kennis maar het niet zijn.
2. Het is tijd om op te stappen, voor mij om dood te gaan, voor jou om verder te leven; wie van ons de beste weg neemt, weet niemand buiten God.
3. Moet een man trouwen? Wat hij ook doet het zal hem berouwen.
4 Onwetendheid is de bron van alle kwaad.
5. Wie niet tevreden is met wat hij heeft, zal ook niet tevreden zijn met wat hij krijgt.
6. Het onbewuste leven is het niet waard geleefd te worden.
7. Je ziet de dingen niet zoals ze zijn. Je ziet de dingen zoals je bent.
Filosoof: Plato (427 – 347BC)
Leerling van Socrates en stichter in 387BC van de eerste Europese instelling voor hoger onderwijs “de Academie” in Athene. Deze universiteit zou duizend jaar bestaan.
Plato heeft veel invloed gehad op de latere Christelijke theologie. Hij maakte een strikt onderscheid tussen menselijke ziel en het lichaam. Het hoogste doel is het idee van het goede. Pas als de ziel het idee van het goede verwezenlijkt kan hij zich van het aardse lichaam bevrijden. De ziel heeft, de ideeën, in hun pure vorm gezien voor dat deze met het lichaam werd herenigd. Het gaat er dus om het goede te her-inneren. Alle kennis is herinnering.
De ziel bestaat uit:
1. De rede. Gericht op het beoordelen van ideeën.
2. De hogere gevoelens. Eerbied, moed rechtvaardigheid etc.
3. De lagere gevoelens Seksuele driften en instincten.
Zijn bekendste werk is de republiek over een samenleving met een elite van bestuurders en verder verdeeld in soldaten en het gewone volk. Deze samenleving kent slechts weinig persoonlijke vrijheden en wordt geleid door de bestuurders die daar van jongs af aan voor zijn opgeleid.
Plato wordt gezien als grondlegger van de filosofie van twee werelden. Het rijk van de ideeën en onze wereld welke door de ziel met elkaar verbonden zijn. Na de dood verlaat hierbij de ziel het lichaam waarna zij terugkeert naar het rijk der ideeën.
Kenmerk van de “platonische liefde” is de balans tussen lichamelijke en geestelijke liefde (zie citaat 0).
Er is veel op schrift gezet, maar Plato was er van overtuigd dat de kern van de leer alleen maar mondeling kon worden overgedragen. Dan als op een bepaald moment de vonk er is (als het licht wordt gezien) dan is er de echte kennis overdracht. Aha!
Citaat:
0. Slecht is de vulgaire minnaar die meer het lichaam lief heeft dan de ziel.
1. Noodzaak is de moeder van vele uitvindingen.
2. Het goede kennen is het goede doen.
3. Denken is de ziel die met zichzelf praat.
4. De wijze spreekt omdat hij iets te zeggen heeft, de domme spreekt alleen om iets te zeggen te hebben.
5. Het begin der wijsbegeerte is verwondering.
6. Het begin is het belangrijkste deel van het werk.
7. Wat geeft het, of iemand knap is, als hij anderen zijn kennis niet kan bijbrengen?
8. Vleierij kruidt alle menselijke relaties.
9. Wie rijk wil zijn, moet niet zijn vermogen vermeerderen maar zijn hebzucht verminderen.
10. Alle dingen worden overvloediger, gemakkelijker en beter voortgebracht als ieder datgene doet wat bij zijn aanleg past, dit op het juiste moment doet en de overige zaken aan een ander overlaat.
Filosoof: Aristoteles (384 – 322BC)
De Griek Aristoteles was leerling van Plato, welk op zijn beurt leerling was van Socrates. Zelf was Aristoteles leraar van Alexander de Grote welke vanaf zijn veertiende levensjaar tot zijn troon betreding in 336BC van hem les kreeg. Aristoteles profiteerde van de vele zaken als planten en dieren die Alexander hem van zijn veroveringen toe stuurde, maar het werd ook zijn noodlot daar hij na het overlijden van Alexander door de stadstaat Athene uit onvrede over de Macedonische heerschappij in ballingschap gestuurd werd naar Euboea waar hij een jaar later stierf.
Met zijn drang naar waarde en observatie ontwikkelde Aristoteles de Logica (analitica) ofwel de leer van het juiste denken welke nog een grote invloed heeft op het moderne denken. Voorbeeld: A = Alle mensen zijn sterfelijk. B = Socrates is een mens. Conclusie: C => Socrates is sterfelijk. Ofwel als A=B en B=C volgt A=C.
Stof / materie in ongevormd en onbepaald waarin de vorm tot uitdrukking komt. De vorm is onveranderlijk en drukt het wezen van het zijnde uit. Bomen vergaan, maar boom als vorm blijft bestaan. Tevens is Aristoteles de uitvinder van de Categorie. Hij definieerde de volgende categorieën Substantie, hoeveelheid, kwaliteit, relatie, plaats, tijd, houding, toestand, handeling en lijden. Hij verdeelt in substantie (wat in zichzelf is b.v. Tafel) en accident b.v. kleur/ geur /smaak. Daar hij zo’n analyticus is maakt hem dat ook een schrijver die “gort droog” is om te lezen.
Zijn boeken bestaande uit 400 tot 1000 delen, de algemeen begrijpelijke geschriften, zijn bijna geheel verloren gegaan. Wat bewaard is gebleven zijn de college aantekeningen en de door Andronicus (tiende opvolger als hoofd van het Lyceum) systematisch vastgelegde werken.
Vanuit de overtuiging dat verschillende richtingen elk een eigen mate van precisie en eigen axioma’s kent ontwikkelde hij eigen filosofie voor deze verschillende richtingen. Aristoteles is hierdoor grondlegger van zowel zoölogie, biologie als psychologie. Hij heeft zich verder o. a. bezig gehouden met Ethiek, Fysica, metafysica en politiek. Zijn politieke onderverdeling in een raadgevende, uitvoerende en rechtgevende macht is nog steeds actueel.
Zeer aansprekend is zijn leer van het gulden midden. Deugden worden aangeleerd door les en oefening. Doch voor elke deugd geld dat er een gulden midden is, als we kijken naar deugden als matigheid, vrijgevigheid en moed kunnen we allemaal wel situaties bedenken waarbij teveel of te weinig van deze deugd niet goed is. Bij het juiste midden moet een keuze gemaakt worden waarbij het gaat om de gevoelens op het juiste moment te ervaren, vanwege de juiste dingen, tegenover de juiste personen, met de juiste bedoelingen en op de juiste manier. Dat is precies wat voortreffelijkheid kenmerkt.
Voor ieder mens geld dus een eigen persoonlijke menselijke maat. Om die te vinden geeft Aristoteles de volgende tips: 1. Keer je af van wat het meest van het midden is (denk b.v. geheel onthouder t.o.v. iemand die niet kan stoppen met drinken). 2. Ga na waarnaar je het sterkst geneigd ben en ga dan in de tegenovergestelde richting. 3. Zoek de persoonlijke balans, leun dan eens naar de ene richting en dan eens naar de andere. 4. Is er geen keus voor het midden, kies dan de beste koers. 5. Hoed je voor het aangename (dit mag dus wel maar het gaat om balans). Aristoteles staat dus voor balans met een menselijke maat, waarbij gevoelvol keuzes worden gemaakt.
Een prudent (specifieke vorm van verstand waar Plato al naar zocht gebaseerd op inzicht wel overwogenheid en praktische wijsheid) leven kan alleen bestaan in vrijheid. Politiek moet in vrijheid bedreven worden en moet over vrijheid gaan. Gebaseerd op gelijkwaardige partners die over het goede kunnen praten.
Een deel van zijn werk werd herontdekt op Kreta. Boetius vertaalde het rond 500 AC in het Latijn en de invloed van Aristoteles verspreide zich over Syrie en de Islamitische wereld. In Europa was Plato in aanzien. Pas in de 13e eeuw (zie Thomas van Aquino) kreeg Aristoteles invloed in Europa. De invloed van Aristoteles op de ontwikkeling van het menselijk denken is moeilijk te overschatten.
Citaten:
1. Verwondering is het begin van alle wijsheid.
2. De ergste vorm van ongelijkheid is proberen ongelijke dingen gelijk te maken.
3. Armoede is de vader van revolutie en misdaad.
4. De natuur doet niets zonder doel.
5. Een goede daad verrichten is makkelijk, de gewoonte ontwikkelen om dat altijd te doen niet.
6. Geluk is geheel afhankelijk van onszelf.
7. Het doel van de kunst is niet het uiterlijk van dingen weer te geven, maar het innerlijk. Dat is de echte werkelijkheid!
8. Het enige wat je met liegen bereikt is niet geloofd worden als je de waarheid spreekt.
9. Het geheel is meer dan de som van delen.
10. Het geluk behoort aan hen, die aan zichzelf genoeg hebben.
11. We zijn dat, wat we bij herhaling doen.
12. Beschaving siert de mens in voorspoed en biedt een schuilplaats in tegenspoed.
13. Als je weet wat goed is, kun je bijna niets anders doen.
De Griekse scholen:
De periode die volgede was er een waarin de Romeinen Politiek overheersend waren en de Grieken op filosofisch gebied. Deze periode tot zo’n 500 jaar na de dood van Aristoteles was het niet een bepaalde filosoof die een stempel op de filosofie drukte, maar waren er de volgende scholen:
– Epicurisme
– Stoa
– Sceptisme
– Neoplatonisme
Filosoof: Epicurus (341 – 270 BC)
Epicurus: Deze filosoof gaf les in zijn tuin en zijn school stond dan ook bekend als de tuin.
Enig doel van de mens is geluk. Geluk is genieten van rust en vermijden van onrust, pijn en lijden. Hoewel hij verkondigt dat de mens geluk moet vinden is dit niet helemaal gelijk aan sex, drugs en rock en roll. Elk van deze hebben namelijk een nadelige kant wanneer je er teveel van doet. B.v. een kater na te veel drinken. Het leven gaat dus om de juiste balans.
De grootste bedreiging van geluk is angst of vrees. Zo zijn er de angst voor Goden, de dood, lichamelijk lijden en het noodlot. Alle vier zijn ze bedrieglijk. Zo zegt Epicurus: Als de dood er is zijn wij er niet en als wij er zijn is de dood er niet.
Zijn kenleer is gebaseerd op: Waarneming ’s kennis en verstandskennis. Zintuigelijke waarneming is de bron van alle kennis, waarneming is zelfevident, Opinie = mening= doxa= kennis. Mening + observatie geeft de waarheid.
Citaten:
1. Wees niet bang en geniet.
2. Als de dood er is zijn wij er niet en als wij er zijn is de dood er niet.
3. Bederf wat je hebt niet door te verlangen naar wat je niet hebt. Herinner je dat wat je nu hebt ooit iets was waar je naar verlangde.
Filosoof: Stoa (336 – 264 BC)
De school van de Stoa heeft een lange geschiedenis. Hij wordt onderverdeeld in:
1. De Griekse Stoa,
2. De midden Stoa
3. Romeinse Stoa.
Stichter van deze stroming is Zeno van Citium. En staat ook bekend als de zuilengang.
Deze stroming van de filosofie wordt wel eenvoudig beschreven als een ommuurde tuin met daarin een boom en aan die boom een vrucht. De muur is de Logica. De boom is de metafoor voor de fysica en de vrucht is de Ethica. De vrucht is waar het allemaal om gaat.
De Ethiek is gebaseerd op de gedachte dat de wereld rede (logos) met als oerbeginsel vuur dat alles regelt. In ieder mens brandt hiervan een vonkje. Gemoedrust krijgt de mens door in het lot te berusten, daar dit hoe dan ook al bepaald is. Voor geluk moet men leven volgens de deugden.
Belangrijk filosoof van de Romeinse Stoa was Marcus Aurelius. Deze Romeinse keizer heeft vele mooie wijsheden na gelaten. Deze latere stoa stelt het het aanvaarden van lijden en lot centraal.
Sceptisme (365 – 275 BC)
De scepticus stelt dat er geen zekere kennis is. Zekere kennis is zelfs principieel onmogelijk. Zintuigelijke indrukken zijn meer of min betrouwbaar. Het geteste en getoetste is waarschijnlijk.
Filosoof: Plotinus (204 – 270 AC)
Hoewel de neo platonen in hun leer veel leken op de Christenen was er veel strijd tussen beide groeperingen. Hun leer ging uit van het ene goede “God”. De hoogste eenheid wordt bereikt wanneer we het denken overstijgen door niet denken en een worden met God. Extase = uitstaan = uit je zelftreden. Plotinus had een poëtisch wereldbeeld. Wij zijn van Goddelijke oorsprong, maar dat zijn we vergeten.
Er zijn drie niveaus:
1. Wereld ziel
2. Individuele ziel
3. Materie.
De materie is dus het verst weg van de bron.
Naar filosofie van 0 -1000 AC met o.a. Marcus Aurelius met zijn mooie citaten.
Filosofie tussen 1000 en 1700 AC met filosofen als Descartes en Spinoza.
Hier vind je de Filosofische gedachten van 1700 – 1850 met Kant, Schopenhauer en Emerson.
Voor de latere filosofie van 1850 -1950 met Darwin, Sarte en Einstein.
Ook hedendaagse filosofie is te vinden op deze site.
Voor een overzichtelijke tijdlijn van de filosofie.
Tenslotte is er ook een overzicht met filosofie citaten en een met oosterse filosofie.